Lugubere begrafenis op de Engelsmanplaat
door Ale Hansma
Donderdag 2 mei 2002
ANJUM - Vijf jaar geleden (1997) deden de wadlopers Minse de Boer en Jan Venema een lugubere vondst op de Engelsmanplaat: ze
ontdekten een schedel. De waterpolitie stelde een onderzoek in, maar dat leverde niets op. Ook naspeuringen door het bureau
Vermiste Personen Noordzee in Den Helder hadden geen resultaat. De schedel leek een mysterie te blijven.
Leek, want oud-veerboot kapitein Jelle Haaima (83) uit Anjum weet beter. Uit zijn aantekeningen blijkt dat er in 1940 een
begrafenis plaatsvond op de Engelsmanplaat. Daarbij werden de stoffelijke resten van veertien militairen onder het zand
bedolven. Haaima was er bij. Op bevel van de Duitsers moest hij de lijken begraven.
De Anjumer vond dat de doden een rustplaats moesten krijgen op het Schiermonnikoger drenkelingenkerkhof Vredenhof. De
Duitsers wilden daar niets van weten. Volgens hen waren de lijken dusdanig ontbonden dat vervoer niet meer mogelijk was.
Tot op de dag van vandaag wist slechts een enkeling van het drama op de Plaat.
Haaima oordeelt dat het tijd is om met zijn verhaal naar buiten te komen.
'Ik stond op 11 mei 1940 in Oostmahorn op de dijk bij de veerboot Brakzand. Ik werkte in die tijd bij garnalenvisser Jannes Toxopeus van
Zoutkamp. Wachtende op Jannes, hoorde ik van iemand dat hij onderweg was met mensen van de Duitse marine naar
Schiermonnikoog. Er was een detachement marine in Oostmahorn gehuisvest. Toen Jannes de haven van Oostmahorn binnen voer,
kwamen er wel twintig Duitsers de dijk op stormen op motorfietsen. Zij zagen mij en drukten mij tegen de dijk. Ik zou omhoog
springen, ik wilde Jannes helpen zijn schip vast te leggen, wat mij niet lukte, ik moest blijven liggen.
Nietsvermoedend kwam Jannes van de zeekant van de dijk omhoog lopen. De Duitsers hadden hun wapens al op hem
gericht, ze lagen plat tegen de dijk. Jannes schrok zich wild toen hij de militairen zag. Hem werd
gevraagd of hij alleen was. Hij bevestigde dit. Ze vertrouwden hem niet en hebben daarna zijn hele schip doorgezocht. In de
oorlog was ook voor ons vissers de stookolie op rantsoen. Wij mochten ongeveer 150 liter per week verstoken. Later werd dit
rantsoen beperkt tot 100 liter. Als we de olie hadden opgebruikt voeren we verder op de zeilen. 's Nachts moesten wij
verplicht binnen de sluizen van Zoutkamp blijven liggen.
Voor ons ging deze verordening later niet meer gelden, omdat Jannes tweede motordrijver werd op de reddingboot "Insulinde",
en zodoende een ontheffing had. Ook ik kreeg later in de oorlog een ontheffing als eerste machinist op de reddingboot. Op een
dag, begin augustus kwamen wij het Oort in stomen.
Het woei hard, ter hoogte van waar nu de sluizen van Lauwersoog zijn stond een stuk zee, niet mooi meer. Op die plek was de
stroming het felst. Het was hier dat ik een lijk zag drijven,
ongeveer honderd meter van ons schip af. Vijf minuten varen verder zagen wij nog twee lijken drijven. Zoals wij konden zien
hadden de lichamen lang in het water gelegen, zij droegen militaire uniformen. Het eerste lichaam zouden wij aan boord nemen,
maar toen wij later die andere twee lichamen zagen drijven besloten Jannes en ik dat het beter was dit eerst te melden bij de
Duitse autoriteiten.
De vijf jaar geleden door wadgidsen gevonden schedel behoort waarschijnlijk toe aan een Franse militair die in 1940 om het
leven kwam.
Foto: Minse de Boer, Buitenpost
Wij losten in Zoutkamp onze vangst garnalen en voeren terug naar Oostmahorn. Daar meldden wij wat wij gezien hadden. De
volgende morgen gingen we vissen onder de Engelsmanplaat. Deze lag zó vol aanspoelsel dat ik
vanaf het schip wel 100.000 sigaretten zag liggen, thee en van alles en nog wat.
Ook zagen we aangespoelde lijken, ik telde er negen.
Wij zijn meteen teruggevaren naar Oostmahorn om dit te melden. Vervolgens hebben wij twee mannen meegenomen naar de plek van
de vondst: Japik Dijkstra, mijn oom, Klaas Scheepstra en twee Duitse militairen, zij moesten verplicht mee.
De ene heette Jansen, hij was officier, van die andere weet ik de naam niet meer.
Ik wilde de gevonden lichamen naar
Schiermonnikoog brengen, om ze op Vredenhof te laten begraven. Maar wat ik ook beargumenteerde, het mocht niet van de Duitse
commandant. Hij gaf opdracht de lichamen ter plaatse te begraven. Japik en Klaas kregen de opdracht de graven te delven. Het
was loopzand, dieper dan een meter konden wij niet graven.
Toen heb ik met een dolkje de
koppels los gesneden van de lichamen en met een
waterpomptang de knopen eraf hun zakken gehaald en hun horloges afgedaan. Ik kwam nooit aan een lichaam zónder
mijn waterpomptang. Die spoelde ik geregeld af met zout water.
Er lagen twee lichamen midden op de plaat, waarvan er één officier was. Rond dat lichaam
lag het bezaaid met Frans geld. In totaal begroeven wij drie engelse militairen en zes franse. Later vernam ik dat het ging
om
soldaten die bij Duinkerken hadden gevochten en probeerden met een trawler richting Engeland te vluchten.
Onderweg zijn ze gebombardeerd door een Duits vliegtuig en om het leven gekomen.
Aan een touw trokken we een leeg kistje achter ons aan. Daar stopten we de persoonlijke bezittingen in van de
slachtoffers: foto's, een revolver met een verguld handvat en brieven. Alles gaat naar het Rode Kruis, zei Jansen. Als
eerbetoon werd er door de Duitsers bij ieder geborgen lichaam een geweerschot gelost. Na de oorlog zijn wij begonnen de
graven van die gesneuvelde militairen op te zoeken, samen met een Nederlandse officier, maar die wist nergens wat van.
Niemand wist trouwens dat er negen lichamen lagen op de Engelsmanplaat.
Tot zover het relaas van Jelle Haaima. Later zou hij nog nogmaals gewag maken van oorlogshandelingen. Zo stortte een jaar
later op het wad bij het Groningse Vierhuizen een Britse bommenwerper neer. Het toestel was door een Duitse nachtjager
neergeschoten en kwam in een ondiep deel van het wad terecht. Nietsvermoedend waren Haaima en Toxopeus in de omgeving aan het
vissen, toen ze tot hun grote verbazing ineens grote hoeveelheden vingerdikke garnalen vingen.
Toen Haaima met zijn hand in het garnalennet roerde raakte hij iets hards. Het bleek een klomp vlees. 'Een verse bieflap van
wel een kilo', schrijft hij. Meteen daarop drong de gruwelijke werkelijkheid tot hem door ... Die bieflap, dat waren
stoffelijke resten van de vliegtuigbemanning ...
Haaima was overigens niet de enige die dergelijke vondsten deed. Van garnalenvissers uit Moddergat is bekend
dat zij eveneens met dergelijke zaken werden geconfronteerd. Daarna werd er niet meer over gesproken,
maar vergeten zijn ze het nooit.
De op de Engelsmanplaat begraven militairen zijn vrijwel zeker het slachtoffer van de op zich succesvol verlopen evacuatie
van Duinkerken. 'Het wonder van Duinkerken' noemen de Britten deze reddingsactie nog steeds. Nadat het Duitse leger op 10 mei
1940 Nederland, België en Frankrijk was binnengevallen werd het Britse leger steeds verder teruggedrongen. De Engelsen bleken
niet opgewassen tegen de Duitse Blitzkrieg. Duitse tankdvisies gingen de Engelsen achterna. De Engelsen trokken terug, naar
Duinkerken. Daar was de zee en konden ze niet verder.
Het leek nog maar een kwestie van dagen dat de Engelse- en Franse militairen in de pan werden gehakt. Dat dit niet gebeurde
is te danken aan een direct bevel van Adolf Hitler. Op 24 mei verordonneerde de Führer
de aanvallen onmiddellijk te staken.
Over de reden van dit besluit wordt nog steeds gespeculeerd. Mogelijk wilde Hitler het Britse leger de ondergang en
vernedering besparen, om op die manier later makkelijker vredesonderhandelingen te kunnen voeren.
Feit is dat de Britten geen moment aarzelden om de onvoorziene 'adempauze' te benutten.
De Engelse admiraal Ramsay gaf bevel 'alles wat drijven kon' in te zetten.
Kustvaarders, treilers, motorjachten tot en met particuliere zeilbootjes, letterlijk alles wat varen kon werd bemand met
vrijwillige burgers en voer naar de Franse kust om de in het nauw zittende landgenoten en Fransen te redden. De reddingsvloot
telde liefst 860 vaartuigen en werd 'Mosquito Armada', ofwel muggenvloot, genoemd. Binnen vijf dagen slaagden de schepen erin
339.226 militairen te evacueren, waaronder 139.911 Fransen. De Luftwaffe was inmiddels begonnen de soldaten en schepen weer
aan te vallen. De Engelse Royal Air Force ging tot de tegenaanval over. Voor deze reddingsoperatie werden maar liefst 2739
vluchten uitgevoerd. Engelse jagerpiloten
maakten soms vier vluchten per dag. Dat alles om maar zoveel mogelijk strijdmakkers van een zekere dood te redden.
Het is zeer waarschijnlijk dat de vier weken later op de Engelsmanplaat aangespoelde militairen tijdens de
evacuatie van Duinkerken zijn omgekomen.
De door Haaima geschetste gang van zaken wordt bevestigd door een inmiddels opgedoken proces-verbaal. Onder het kopje
'Begraven van aangespoelde lijken op de Engelschmanplaat' staat het volgende:
Op maandag 29 juli 1940 werd mij Douwe Buwalda, veldwachter eerste klasse der Gemeente Westdongeradeel, tevens onbezoldigd
Rijksveldwachter ter standplaats Nes kennisgegeven, dat op de Engelschmanplaat 14 lijken waren aangespoeld. Na gehouden
overleg met den Burgemeester van Westdongeradeel en den Commandant van de Duitsche Weermacht post Anjum, heb ik in opdracht
van voornoemden Burgemeester en in vereeniging
met de Duitsche Weermacht een nader onderzoek ingesteld.
Op maandag 29 Juli 1940 vonden wij vijf lijken en op Dinsdag 30 juli 1940 9 lijken, die volgens de leden van de Duitsche
weermacht, allen den Franschen militairen uniform droegen en van Franschen nationaliteit waren.
De lijken verkeerden allen in verre gaande staat van ontbinding en wel zoodanig dat vervoer naar het vaste land niet mogelijk
was, waarom zij ieder afzonderlijk ter plaatse waar zij gevonden werden zonder kist in het zand zijn begraven. De op
onderscheiden lijken gevonden papieren zijn door de leden van de Duitsche weermacht in beslag genomen. Deze papieren waren
voor mij niet leesbaar, eersten omdat deze langen tijd in het water hadden gelegen en ten andere omdat deze in een voor mij
niet leesbare taal waren geschreven'.
Op de wadgidsenkaart staat ter hoogte van de (huidige) zuid-westelijke rand van de Engelsmanplaat de vindplaats van de
schedel met een pijl aangegeven.
Kaartfragment: Minse de Boer, Buitenpost.
Na de oorlog raakte het massagraf in de vergetelheid.
Bijna zestig jaar later wandelden de wadgidsen Minse de Boer en Jan Venema over de zuid-westrand van
Engelsmanplaat.
De Boer dacht een bijzondere schelp te zien, maar bij het uitgraven blijkt het een schedeldak te zijn. Naarmate de uitgraving
vordert komt de lugubere vondst aan het licht.
De schedel werd meegenomen naar de wal, waar de waterpolitie wordt gealarmeerd. Ternaarder Eelco Duurken maakt ruim zestig
jaar later opnieuw proces verbaal op. De schedel werd enkele weken later overgebracht naar Den Helder. Hier zetelt het buro
Vermiste Personen Noordzee. Bij deze instantie worden alle vermissingen en vondsten van personen uit de landen rond de
Noordzee aangemeld en bijgehouden.
Op die manier kunnen drenkelingen zoveel mogelijk op naam worden gebracht en vermissingen worden opgehelderd. Onderzoek van
de Engelsmanplaat-schedel en dan met name van de gebitsstatus heeft niets opgeleverd, aldus Duurken.
Op zich is dat geen verrassing, want de gebitsregistratie van militairen liet een halve eeuw geleden te wensen over. Zéker
wat betreft Engelse militairen, aldus Duurken. Ook hij denkt dat de schedel afkomstig is van een begraven militair.
Een jonge vent - die op weg naar de vrijheid - zijn laatste reis aanving en eindigde op de Engelsmanplaat.
Uit: NIEUWE DOCKUMER COURANT. donderdag 2 mei 2002
|